Rijsoord in kwaden reuk!
Zelden is op eene gemeenteraadszitting het wielrijden zoo ter sprake gebracht als op die van de gemeente Ridderkerk, en wel naar aanleiding van het voorval bij Rijsoord op een der laatste Zondagen, toen enkele wielrijders het geducht moesten ontgelden zonder daartoe direct aanleiding te geven.
Te half zeven gisteravond opende de burgemeester, de heer Kruijff de raadszitting, die door alle leden werd bijgewoond. Nadat de notulen waren voorgelezen, brengt de voorzitter in de eerste plaats ter sprake het adres van de antirevolutionaire kiesvereeniging „Nederland en Oranje", reeds in het Nieuwsblad vermeld, en waarin bij het gemeentebestuur er op aangedrongen wordt om de heilighouding van den Zondag te Rijsoord te handhaven en niet door wielrijders te doen verstoren, „daar anders door adressanten zelve maatregelen genomen zullen worden." Het was deze uitdrukking in het adres, die doer den burgemeester zeer gelaakt werd en die hij alles behalve anti-revolutionair vond. Een adres van den kerkeraad stak daarby zeer gunstig af en verdient alleszins lof over den waardigen toon die daarin gevoerd wordt, wat den burgemeester aanleiding gegeven had adressanten schriftelijk te antwoorden op het in dat adres vervat verzoek, in welk schrijven hij den wensch uitdrukte, dat spoedig alles geweerd zou worden wat zonde en bederf over het dorp verspreidde.
Hoewel de burgemeester volmondig bekende gaarne zelve te kunnen wielrijden noemde hij het een plaag op den weg en had hij daarom eene voorloopige verandering samengesteld in den geest der thans te Amsterdam ingevoerde inclusief verbeurdverklaring, doch, zei de geachte voorzitter, dan moet ik ook politie hebben om die wetten te handhaven en die heb ik niet voldoende.
Het gemeenteraadslid Pleizier vond het wielrijden een genotvolle zaak en zag gaarne de fietsers langs den weg snorren, liever dan dronken kerels, die ons molesteeren, zeide hij. Hij had de bewuste vereeniging wielrijders uit Rotterdam op dien Zondag ook gezien, zij reden „lekkertjes" langs den weg zonder iemand te hinderen.
Daarop vroeg het raadslid Van Es, antirevolutionair en woonachtig te Rijsoord, het woord en las een uitgebreid sluk voor, waarin de „overval" en de oorzaak in den breede in geschelst werden en beveelt de zaak aan de goede zorgen der rechters toe opdat het recht zijn loop hebbe. De voorzitter zeide, dat de dienstdoende politieagent krachtdadiger had moeten optreden en desnoods onder de saamgeschoolde kerkgangers om ontzag in te boezemen, met zijn sabel had moeten zwaaien. Ook te Rijsoord verblijf houdende Amerikanen hadden bij hem geklaagd over de onreinheid der dorpsjeugd, wanneer zij onder de bruggen met een roeiboot passeerden. Het eertijds zoo vredelievende Rijsoord, de zoo zeer gelief koosde uitspanning van vele stadsmenschen begint in zijn achting te dalen.
Het raadslid Smit heeft verschillende lezingen over het betreurenswaardige voorval vernomen, daarom had hij thans gaarne den uitstag van hot gerechtelijk onderzoek gehoord, te meer daar hij met veel genoegen en in het belang der welvaart van Rijsoord de toerende wielrijders daar ziet pleisteren. Betreurenswaardig vindt hij het, dat op godsdienstig terrein geinfluenseerd wordt, door een der kerkgenootschappen, redenen waarom hij bij die leeraren er op aan zat dringen den strijd van kerk en geloof wat te matigen. Wanneer er nog meer kerken in onze gemeente gaan verrijzen zullen wij weldra een bataillon militairen noodig hebben om die alle te doen bewaken. Hel lid Bastiaan Pleizier vindt het signaal der wielrijders, wanneer ze een kerkgebouw passeeren zoo erg niet, in Rotterdam snorren gillende locomotieven en treinen langs de Groote Kerk.
Een voorstel van het raadslid baron Doniesse wordt daarop, na eenige discussie, aangenomen, om waarschuwingsborden te plaatsen nabij de kerken en druk bewoonde gedeelten der gemeente.
Een voorstel van den burgemeester om een derden veldwachter werd verworpen evenals de verordening op het wielrijden te Ridderkerk.
Aan het lid Van Es werd verzocht zijn invloed te Rijsoord bij het publiek te doen gelden en het vreemdelingenverkeer aldaar bevorderlijk te zijn.