- Herlevend Dordrecht.
Come to Dordrecht if you want to see Holland.
Deze hoffelijkheid van een schilder, in het vreemdelingenboek van een der Dordtsche havenhotels neergeschreven, zal bij hen, die de oude stad aan de Merwede kennen, wel weinig of geen tegenspraak uitlokken.
De gemeente Dordrecht heeft een geschiedkundige vermaardheid als weinigen onzer steden. haar oorsprong klimt op tot de verre oudheid. Reeds de Gentsche kroniek van St. Bavo gewaagt van haar verwoesting in de 9de eeuw door de Noormannen, al wordt meer algemeen aangenomen, da Graaf Dirk III de eigenlijke stichter der stad is.
Zij is de oudste Hollandsche stad, genoot vijf eeuwen lang (1300-1800) de handelsvoordeelen van het Stapelrecht en was vele jaren de Muntplaats van Holland, waarvan haar zeldzaam, fraai geprofileerd Muntpoortje nog tot bewijs strekt; haar bevolking werd door den grooten St. Elizabethvloed tot eilandbewoners - moeten wij zeggen gedegradeerd of bevorderd ? -; zij was een der bolwerken van Hollands vrijheid in den tachtigjarigen oorlog en in haar veste had de eerste vrije Statenvergadering plaats; zij zag twee prinsessen uit het Huis van Oranje binnen hare muren geboren worden, is de stad der vermaarde Synode, de geboortestad ook van Jan De Wit, die - gelijk Potgieter het zoo kernachtig uitdrukt! - fier de rij der Oranjevorsten onderbreekt, om kort te gaan: haar geschiedenis is voor een groot deel die van Holland.
Maar als Dordt tot over den oceaan bekend is en vreemdelingen haar naam naar hun verre haardsteden meedragen, is dat toch voornamelijk, omdat zij in haar ligging en aard karakteristiek is voor het atmospherische, schilderachtige, Hollandsche landschap, waarvan zij de schoonheid architectonisch en landelijk in stads-, haven- en poldergezichten, in rijke verscheidenheid vereenigt.
De Merwestad, wier handelsvloot eenmaal 's werelds zeeën doorploegde en binnen haar wallen de trotsche huizen der patrisische kooplieden zag verrijzen, is wel vervallen van haar roem, mar haar steden- en landschapsschoon zouden nog Cuyps penseel inspireeren, haar riviergezichten nog een Van Goyen bezielen, en verschaften immers Jaap Maris het onderwerp voor meesterstukken, die voor en van alle tijden zijn?
Wie zag mijn stad ooit droomerig silhouetteeren tegen fijn in rivierverschiet vervloeienden morgennevel, versomberd onder dreigende regenluchten of zondoorlicht, wijl welkgevaarten langs blauwe luchten zwieren, en werd niet ontroerd door haar Hollandsch schoon?
Wie dwaalde ooit in haar landelijke omgeving langs wijde vlakke velden en bloeiende akkers, onderbroken door de lichte verheffingen der dijken en den drassigen bodem als ontgroeide boerenwoningen en schuren, en voelde zich niet verruimd in een vertrouwelijk samenzijn met de aarde van zijn land?
Te midden dier staag voortbrengende landerijen en de stroomen, dien om haar ebben en vloeden, omringd door de dorpen Dubbeldam, dat haar voorraad schuren vult, Papendrecht, waar het "melkzwaar vee der weiden" de polder stoffeert en Zwijndrecht, haar moestuin en voorbeeld tevens van industrieele ontwikkeling, richt zij zich op als een steenen schrijn, gevuld met kunstschatten door de natuur als in bewuste toevalligheden saamgevoegd of als kunst van menschenhanden in hare musea opgetast.
Nader haar met de boot, die van Rotterdam door den zacht naar 't zuiden buigenden Noord op haar aanstoomt, of van Gorcum door de breede Merwede of van de Zeeuwsche en Zuid-Hollandsche eiladnen door Kil en Oude Maas, en reeds op een afstand treft U het kadegezicht met als wachters ter weerszijde de groenverweerde Groothoofdstoren en de stompe Kathedraal.
Of deze tegen een zonnige lucht afsteken, door een regenlucht heenboren of wegdommelen in den mist, ze "doen" eht altijd met hun omgeving.
Voor die stad, welke haar tijden van bloei heeft gekend, maar ook van verval, die door het opkomend Amsterdam en Rotterdam reeds sedert de 17e eeuw overvleugeld, tot de derde koopstad des Rijks werd teuggebracht en zelfs dien rang gedurende de laatste helft der 19e eeuw maar moeilijk wist te handhaven door haar chronisch gebrek aan een goeden waterweg naar zee - voor die stad, die trotsch alles wat haar belemmerde, om in den otnwikkelingsstrijd der steden een eervolle plaats in te nemen, nog altijd de voorwaarden is en om zich vereenigt om weer tot nieuwen bloei te komen, voor haar kom ik belangstelling vragen.
Te lang zijn de Dordtenaren gedrukt geweest door een geest van berusting, die vrede nam met zooals 't nu eenmaal was, die onverschilligheid kweekte voor haar stedenschoon en handelsbelangen, dezelfde geest die Holland te lang zich klein heeft doeng evoelen en de ontwikkeling onzer beste raseigenschappen tegenhield.
Op velerlei gebied echter is er een ommekeer waar te nemen. Er is onmiskenbaar en zonder zelfoverschatting meer gevoel van eigenwaarde in een volk gekomen, meer nationaal bewustzijn, meer geloof in eigen kracht, meer eerbied voor eigen taal en kunst, meer geestkracht en ondernemingsdurf en - 't zij zonder lokale trost gezegd - als deze beweging doorzet, als ze zich uitbreidt en opwerkt tot een nieuwe renaissance dan mag Dordrecht, de oorsprong en zetel van eht Algemeen Nederlandsch Verbond, dat verhooging der zedelijke en stoffelijke kracht van den Nederlandschen Stam beoogt, een deel van die eer voor zich opeischen.
Dordrecht neemt werkdadig deel aan de opleving van Holland, het wil medewerken om Hollandschen handel weer een deel van zijn vroegere glorie terug te geven, het gaat zich inspannen om de nijverheid terreinen te bezorgen, waar zij tot bloei der algemeene welvaart zal kunnen werkzaam zijn.
Er zijn groote plannen door het Gemeentebestuur ontworpen, waarbij niet alleen de plaatselijke, maar ook de Hollandsche, laat mij gerust zeggen de Nederlandsche handel en nijverheid groot belang hebben.
't Is daarom dat ik in eenige artikelen de aandacht op herlevend Dordrecht wensch te vestigen.
C. VAN SON