rijsoord banner

Rodin te Dordrecht. [maandag 14 augustus 1899]
Rodin is bij zijn bezoek aan ons land ook te Dordrecht geweest. In Hollandia vertelt „P.” hierover het een en ander. Het gesprek kwam „op Dordrecht - telegrammen van later aankomst werden opgesteld, bagage geregeld en een uur daarna zaten wij op de rivier, varend naar Dordrecht. Mij dunkt Rodin moet hebben genoten; eerst terugkijkend naar de langzaam uit het gezicht verdwijnende stad, met haar onstuimig profiel vol scheepsrompen en masten, staarde hij recht voor zich uit als wilde hij alles indrinken en met wijde tusschenpoozen iets zeggend, overmeesterde hem Hollands kalmte; het breede traag golvende water, de eenvoudige omtrek van den oever, de verre, vlakke horizont, de omfloerste lucht. Ook ik was stil en mijn gedachten gingen verreweg mee met de lange reeks stille volgers, die Jacob Maris op dat oogenblik ten grave brachten. Ik keek naar die stille in zichzelf gekeerde figuur bijna van denzelfden leeftijd; hoe was zijn forschheid van temperament anders dan dat van Maris, en verder doordenkend: hoe was het dat die stille denker zoo felle vijanden had, Maris had er geen. Jaap Maris had enkel vrienden, oude en jonge vrienden. Zouden Frankrijk’s kunstenaars zoo eenparig rouwen als hij heenging, als Hollands artisten bij het heengaan van dengeen, die allen gelijkelijk vereerden in zijn heerlijk weergeven van zijn land?
Uw land,” zeide Rodin zacht, „harmonieert met mijn ziel; de omstreken van Parijs zijn ook eenvoudig en mooi, maar ze zijn liever, zachter dan ik voel. Hier in uw Holland zijn de dingen zwaarder, ernstiger, dieper, ik begrijp nu eerst goed hoe Rembrandt heeft kunnen doen wat hij deed, heeft gevoeld zooals hij voelde."
Wij zaten maar stil, terwijl aan de oevers de molens langzaam draaiden. „Que votre rivière est reposante”, zei hij stil voor zich heen, ‚‚encore je commence à comprendre: la lenteur est une beauté.” Later toen we in Dordt rondliepen langs de vroolijk getinte oude geveltjes, de altijd frappante kanaaltjes, zei hij nog eens: ‚‚dat tochtje op de rivier heeft mij een weldadige kalmte gegeven, die ik in jaren niet gevoeld heb.” Als alle vreemdelingen, was hij verrukt van Dordt, van de kerk met haar groene omgeving. „Ah, les beaux arbres”, riep hij, toen we den hoek omgingen en de kerk stond in haar roestige kleuren tegen het diepe groen. Dordt was als altijd met haar roode daken, donker water, groen, geel, bont geverfde huizen, een duizendkleurig oogenfeest. De koorbanken bestudeerde bij lang: „j'ai appris” zei hij heengaande.
We middagmaalden op het klein balconnetje van Boudier, het groote water voor ons. Voor een Parijzenaar moet zoo’n gelegenheid al heel eigenaardig klein zijn, te meer daar het vol Engelschen zat en er in een klein hoekje nog maar plaats was voor een paar heel kleine tafeltjes van ongelijke hoogte, zoodat ons gedekt tafelvlak vooral geen rechte lijn vertegenwoordigde. Maar vóór ons daar was de groote ruimte, ruim tot den gezichtseinder. Recht voor ons uit kwamen de mooi gebouwde zeilschuitjes aan met ranke zeilen, blanke, bruine, grijze, als matte vleugels stonden ze, een flauwe wind joeg het doek bol. Er kwamen er velen, achtereen, allen stil aanglijdend de een na de ander, en dichtbij, draaiden ze met eenvoudige statigheid oostwaarts de breede Merwede op.
Aan den horizon draaiden langzaam de wijde wieken der molens rond en rond, het water kabbelde eentonig, bijna geluidloos tegen de oevers, de werklui in kleine bootjes roeiden kalm terug naar de stad, de zon ging talmend onder tusschen traag voorbij glijdende rozen- wolken en kleurde het water sterk rood, doopte de zeilen, het groen, de huizenrijen,_in rossigen gloed als een oud schilderij. „Je n’ai pas quitte le seizième siècle des ce matin”, zei Rodin, „het is hier alles nog hetzelfde, het is Cuyp, van Goyen, Salomon Ruysdael, alles hetzelfde als toen, ‚‚que c’est beau, qu’on doit etre heureux en Hollande”, en aldoor verdiept in wat- voor hem was en aan hem voorbij ging, wendt hij zich om, als iemand, wien wat hij vaag geloofd heeft, opeens is geopenbaard: „décidément la lenteur est une beauté.

De Dordrechtsche Courant 30-8-1899