rijsoord banner

FREULE IMA VAN EYSINGA EXPOSEERT IN DEN HAAG.
Ere-tentoonstelling bij 75ste verjaardag

Op het ogenblik wordt in het gemeentemuseum in Den Haag een tentoonstelling gehouden van werken van Jkvr. Ima van Eysinga.
Dzie kunstenares, woonachtig te Elspeet, deed lin de loop van deze winter herhaalde malen van zich spreken door de lezingen met lichtbeelden, welke in venschilllende grote musea van ons land gehouden werden en waarby diapositieven van haar enige illustratieve werk, de aquarellen by het boek van Selma Lagerlof; „Nils Holgersom Wonderbare, reizen" werden vertoond.
Ima van Eysinga werd op 12 febriaro 1881 te Noordwijkerhout geboren. Toen zij drie jaar was werd tijdens een verblijf te Frankfort am Main haar gehoororgaan ten gevolge van een ziekte geheel vernield. Na een langdurig berbyf in het buitenland keerde Ima van Eysinga als jong meisje naar Nederland terug, waar zy naast een grote aanleg voor wiskunde blijk gaf van een grote kunstzinnige aanleg.
Ze koos de kunst en betrok het atelier van Willem Maris aan de Wagenaarweg in Den Haag.
In 1915 vestigde zij zich te Elspeet aan de Krommeweg, waar zij sindsdien woont. Ima van Eysinga staat bekend om haar aparte penvoering en haar zeer byzondere borduurtechniek, waarby de steken vaak door elkaar vervlochten zyn en waarby — wat heel merkwaardig is- de draad aan de achterzijde van het werk niet te zien komt.

"BLIJDSCHAP, GEBOREN UIT MOEILIJKHEDEN"
Mede door bemiddeling van mej. A.G. Ballintijn werden wij on de gelegen heid gesteld een en ander van het werk van freule Van Eysinga te bespreken. Wanneer wy het werk van een kunstenares bezien, als Ima van Eysinga is, dan zouden we daarin, gezien haar levensioop misschien een andere toon verwachten dan de speelse, lichte fantasie, de bezonken ernst, de forsheid van opzet en de milde humor, waarvan het bij afwisseling blijk geeft.
Want, hoewel haar leven zich qua maatschappelijke geborgenheid langs rechte en rustige wegen heeft bewogen, zo is het toch zeker niet probleemloos geweest, doch heeft het zich afgespeeld tegen de achtergcond van een grote innerlijke strijd.
Dit is dan ook de reden waarom men wellicht meer de dramatische spanning van deze strijd in haar werk zou verwachten, dan de klare evenwichtigheid, die er meest uit spreekt.
Toen ik dezer dagen in het boek van mevrouw A. Rutgers van der Loeff Bassenau; „Zweden droom en werkelijkheid" zat te lezen, trof me daarin de volgende zinsnede; „Zij sloot haar ogon. De zon was heerlijk warm, maar van een felheid, die hinderde bij het denken. "Terwijl ze daar zo zat hoofde ze opeens het krijsen van de meeuwen. Wonderlijk, dat had ze niet gehoord terwijl ze keek".
Deze zelfde ervaring, maar dan in omgekeerde vorm heeft men vaak bij het beleven van het werk van Ima van Eysinga. „Wonderlijk, dat had ze niet gezien hebben als te kon horen!" Want de doofheid die zich tengevolge van een kinderziekte als een ban over haar leven legde, was de grote vijand, die altijd weer bestreden en altljd weer overwonnen moest worden.
Het komt mij vaak noor dat het leven van Ima van Eysinga een typische overeenkomst vertoont met dat van het sprookjes-prinsesje, aan wier wieg, behalve de vele goede feëen, ook een boze stond. En het is de vraag of wij dit moeten betreuren.

[Mej. A.G. Ballintyn te Elspeet, de gezelschapsdame van freule Ima van Eysinga, was zo vriendelijk voor ons het werk van deze kunstenares te bespreken, waardoor wij in staat zijn onze lezers dit relaas door te geven.]

DE OVERWINNING.
Want zou haar werk ooit deze klare ruat van stilte na de storm, van iiteindeiyke vrede en bevrijding na do grote zielestrijd geademd hebben, wanneer deze veelzijdige en begaafde vrouw, niet van kind aan de felle-strijd om dit uitgebalanceerde evenwicht telkens weer opnieuw had moeten voeren?
De strijd vinden we in haar werk eigenlijk nooit, wel de overwinning.
Een enkele maal zelfs heel duidelijk, wanneer ze het opkomend onweer schildert boven het Sneekermeer.
Dreigend en onheilspellend pakken de wolkenmassa's zich samen boven hef water en boven het vlakke land, dat als het ware nog vlakker wordt onder het aanrollen van de zware bui.
Maar hoog in de lucht, in het laatste, schel aandoende zonlicht, staat als een baken tegen de achtergrond van het opkomende onweer, troostend en hoopgevend zich welvend, over de kleinheid der aarde, stralend de regenboog. Een klein stukje, voor de tijd, waarin het ontstond gedurfd, om niet te zeggen waaghalzerig van kleur. Een van de weinige specimina, die verraden hoe in dit geïnspireerde leven altijd weer de strijd gestreden en de overwinning kon worden uitgedrukt in, wat wij dan kennen als het werk van Ima van Eysinga.
Het is begrijpelijk dat toon op driejarige leeftijd bleek, dat het gehoororgaan zich niet van de toegebrachte schade zou kunnen herstellen, net kleine meisje, dat daar zo plotseling uit de luide wereld was overgeplaatst in het rijk van de grote stilte, zich met haar gehele wezen richtte op de kleur. Als vierjarig kind reeds werkt ze graag met kleur en de waterverfdoos wordt in de uren, die ze samen met haar oude vriend, major Gaskell [William Plumer Gaskell 1836-1923] op de kinderkamer in Dresden doorbrengt tot een goede vriend.
Het is jammer, dat van deze kindertekeningen niets is overgebleven. In de jaren die volgen, grotendeels doorgebracht in het buitenland wordtde wereld van de kleur haar steeds meer vertrouwd. Al moet ze ondergeschikt blijven aan het schoolleven dat deze jaren begrijpelijkerwijze de belangrijkste plaats moet innemen.
Terug in het land begint ze met haar eigenlijke studies, waarbij ze onder leiding komt te staan van haar grote mentor Theo van Hoytema.
Het is deze kunstenaar geweest, die zelf zulk een moeilijk leven achter zich had, die het jonge meisje Ima bégreep en haar door zijn lessen vormde tot de kunstenares die wij nu kennen. Hij eiste veel want hij wist, dat zijn leerlinge veel kon geven.
Er zijn nog zulke aardige mappen bewaard uit de tijd dat zij haar eerste lessen van hem kreeg. Telkens liggen er briefjes met door van Hoytema geschreven aanwijzingen in, vergezeld van een enkele tekening van zijn hand, om zijn leerlinge toch vooral maar goed duidelyk te maken, wat hij bedoelt en waar zij op moet letten.
Daarachter liggen dan, keurig gerijd, de tekeningen van de jonge Ima. Vaak nog onbeholpen, maar veel belovend. Onder zijn leiding gaat zij, naast het werken met olieverf, aquarelleren en zich toeleggen op dierstudies.
Later komt dan 't lithograferen en 't borduren. Het is wel heel merkwaardlg, dat de techniek van de naaldkunst haar door 'n man is bijgebracht. Hoe groot de eerbiedige liefde voor deze leermeester os geweest, blijkt wel uit een litho die ze maakte naar zijn dodenmasker, toen hij op 28 augustus 1917 overleed. Nu was het moment aangebroken, dat ze geheel zelfstandig verder moest werken en dat heeft ze gedaan!
Wie het enorme oeuvre ziet, dat voor de grote scheppingsdrang van deze kunstenares tot stand kwam, staat een ogenblik stil tegenover zoveel geonspireerde werklust en arbeidsvermogen. Ook het tempo, waarin gewerkt wordt, verbaast.
Lukt bij een voorstudie de tekening niet, dan wordt er niet verder aan gepeuterd, maar dan staat de nieuwe schets er al in forse lijnen naast, als het al niet door de eerste tekening heen is. Drukt deze nog niet uit, wat zij precies bedoeld heeft, dan is de eerste lijn voor een volgende poging al gezet. Haar tekeningen ztjn trouwens steeds raak, soms heel geestig. Met enkele forse lijnen weet zij de dingen, die haar in haar dagelijkse omgeving treffen, vast te leggen. En zij probeert alles, of het haar lukt of niet is van ondergeschikt belang! Ook het aquarelleren ligt haar na aan het hart en haar werk op dit gebied onderscheidt zich door een lichtheid van tonen en 'n helder doorzichtigheid.

OP SIGARETTENPAPIER.
In 1925, als de freule samen met Liesbeth Verwey een vakantie op Ameland doorbrengt, ontstaan daar, doordat ze tengevolge van de felle wind niet kon tekenen, aquarellen op sigarettenpapier, die miniatuur-juweeltjes mogen heten. Hetis wonderlijk te zien, hoe de wijdheid van het Amelandse landschap zich manifesteert op een papier van deze minuscule afmetingen. Dit boekje wordt aanleiding tot een ygrote opdracht. Het lichtbeeldeninstituut te Amsterdam verzoekt haar naar Zweden te gaan om daar het boek van Selma Lagerlöf te illustreren, „Nils Holgersons wonderbare reizen".
Zij gaat, blijft er twee maanden, reist de gehele reis van Nils na, en komt met ruim tweehonderd aquarellen terug. Van vroeg in de morgen tot laat in de avond is er gewerkt. Het jaar daarop gaat zy met de diapositieven, die nu van de in Zweden gemaakte aquarellen zijn vervaardigd naar Selma Lagerlof die het verhaal er opnieuw bij vertelt.
Selma Lagerlöf is verrukt over deze illustraties, die wel als geen andere de tekst en de bedoeling van haar boek dekken.
Het is het enige illistratleve werk van Ima van Eysinga gebleven.

Van haar vele reizen, onder andere naar Sicilië en Zwitserland, brengt zy doeken en schetsboeken vol aquarellen mee en tekeningen. En behalve het schilderen beoefent zij de naaldkunst. Hoever zo het hierin gebracht heeft, toont ons een blik op haar werk. Ze houdt haar streng aan de techniek van het borduren, zoals van Hoytema haar dat geleerd heoft.
„Ik houd niet van lapjes opnaaien" zegt zy, als een bezoekster haar eens op een andere mogelijkheid wijst.'
Het aanwenden ban andere hulpmiddelen of 'n gedeeltelijk gebruik maken van een andere handwerktechniek by het borduren, is in haar ogen stylvervalslng en zy weert het meedogenloos uit haar werk. En zo ontstaan ze dan, toveracchtig witte pauwen die aan Japans of Chinees werk doen denken. De witte kippenfarailie onder de bloeiende appelboom, waarmee rij met haar groot gevoel voor humor een mensenfamilie heeft uitgebeeld.
Zonder eerst te tekenen, vaak zonder de zijde eerst te spannen. Het is altijd weer een wonder, deze werken te zien ontstaan. Van een grote kunstvaardigheid getuigen ook de familiewapens, waarvan er verschillende op de tentoonstelling aanwezig zijn. Onder andere het wapen van het huis van H.M. Koningin Juliana.

Op deze eretentoonstelling, die ter gelegenheid van haar 75ste verjaardag gehouden wordt, is er zoveel mogelyk naar gestreefd, juist de veelzijdigheld van haar werk te doen uitkomen. Zowel landschappen als portretten in olieverf, als borduurwerken, aquarellen, tekeningen en een enkele litho, zullen er zijn. Ook van haar werk, dat naar het buitenland ging zal men hetgeen en ander kunnen zien.



NB.
- Adreßbuch für Dresden und seine Vororte [1914]
GASKELL, William Plumer, Grossbrit. Major a. D., Fürstenstr. 43
https://digital.slub-dresden.de/werkansicht/dlf/72433/330/

1883: https://digital.slub-dresden.de/werkansicht/dlf/76169/126/0/ (Pragerstr. 23)
1884: https://digital.slub-dresden.de/werkansicht/dlf/76158/130/0/ (Pragerstr. 23)
1889: https://digital.slub-dresden.de/werkansicht/dlf/76015/169/ (Grunaerstr. 58)

Elburger Courant 22-6-1956